Michel Vandenbroeck is hoofddocent gezinspedagogiek, vakgroep sociaal werk en sociale pedagogiek, Universiteit Gent.
De crisis in de kinderopvang blijft de gemoederen beroeren. Die crisis laat zich gemakkelijk samenvatten. Er zijn zeker 7.500 plaatsen te kort. Om die plaatsen te creëren is personeel nodig, maar dat is er niet. Een van de redenen waarom weinig mensen voor deze sector kiezen, is de werkdruk. De ratio (het aantal kinderen per verzorger) is veel te hoog (#negenisteveel), maar om die ratio te verlagen is veel meer personeel nodig en… dat is er niet.
Die crisis is aantoonbaar als gevolg van 25 jaar aandacht voor de kwaliteit ten koste van de kwaliteit. Openvolgende Vlaamse regeringen hebben gepoogd om zo veel mogelijk plaatsen met zo weinig mogelijk middelen te bereiken. Dat heeft er toe geleid dat de kinderopvang stilaan barsten begint te vertonen en nu begint te breken. We zien dat in de naaste schandalen, maar ook in het toenemende aantal goede kinderopvang die er tijdelijk of definitief de brui aan geeft.
De diepte en de breedte van de huidige crisis toont aan dat dit niet in één wetgeving kan worden opgelost. Maar omdat ze zo nijpend zijn, is het van het grootste belang om snel in actie te komen en niet te wachten op de volgende wetgeving. Wat we nodig hebben, zijn zowel urgente maatregelen op de zeer korte termijn als een plan op de lange termijn.
Drie werven zijn urgent.
1) Ten eerste moeten de middelen vrijgemaakt worden om te laten dat iedereen die op Trap 1 gesubsidieerd is en over wil naar Trap 2 dat ook kan doen. Dat was met zoveel woorden in de septemberverklaring van 2022 ook beloofd. Het is ondergedompeld in Trap 1 dat de meeste problemen zich voordoen. Trap 1 is kinderopvang waar ouders een groot bedrag betalen en die kinderopvang moet – naast een kleine basissubsidie – rondkomen met die ouderbijdrage. Het gaat om ongeveer een kwart van de Vlaamse kinderopvang. Bij Trap 2 ouders betalen volgens inkomen en zijn ook wat strikte kwaliteitseisen.
2) Tien tweede moeten die organisatoren die nu al een betere verhouding onderhouden dan de acht à negen kinderen per volwassene daar nu voor dalend worden door een proportioneel verloop van hun subsidie. Minister Hilde Crevits (cd&v) heeft gelijk als ze zeggen dat je niet in één pennentrek de ratio van één op acht naar vijf kan verlagen omdat dit tot sluitingen zou leiden. Maar wat we vandaag zien, is dat organisatoren die uit eigen middelen de ratio verlagen (zoals mijn werkgever de Gentse universiteit) dit niet langer volhouden. Dus: beloon hen in plaats van het te bestraffen en je zult zien dat meer van de organisatoren het personeel ook zal vinden om de verhouding te verlagen.
3) Ten derde: maak zo snel mogelijk werk van een loopbaanplan. Uit ons onderzoek bleek dat twee op de drie van de studenten die studeren om in de kinderopvang te werken, niet van plan zijn om dat ook te doen. Een van de belangrijkste redenen is dat ze verder willen studeren. Maak dat mogelijk door werk en leer te combineren via een graduaat voor de kinderopvang. Dat is een toegankelijke opleiding die de kwaliteit van de kinderopvang tien goede zal komen en kan worden gecombineerd met een baan in de kinderopvang en perspectief geeft op een significante loonsverhoging.
Lange termijnTot zo ver de korte termijn. Op de lange termijn zijn er drie cruciale werven bijgevoegd.
1) De eerste werf gaat over het uitbreidingsbeleid. Onderzoek van Wim Van Lancker en mezelf toont dat de schaarste ongelijk verdeeld is. Gemeenten en buurten met hogere inkomens hebben gemiddeld meer kinderopvang. En die ongelijkheid neemt de laatste jaren alleen maar toe, doordat de nieuwe plaatsen meer worden door uitbreiding van bestaande kinderdagverblijven (en dus waar al de opvang is) dan door nieuwe op te richten. Wat we nodig hebben, is een globaal plan van hoe we gedurende één of twee wetgevingsperioden die zevenduizend tot achtduizend plaatsen te kort zullen beschrijven.
2) Verder dienen we de hele periode van 0 tot 5 jaar in zijn geheel te herdenken en ons de vraag te stellen welk beleid we willen voor onze jonge kinderen en hun gezinnen. Dat betekent twee verkregen werven.
Het ouderschapsverlof kan best verlengd worden (tot één jaar voorbeeld), voor zover we maatregelen nemen om het voldoende te vergoeden, om ervoor te zorgen dat beide ouders (als die er zijn) elk hun deel nemen, om zorgen te maken voor plekken waar ouders andere ouders zijn ontmoeten en kinderen ook gesocialiseerd worden.
3) De tweede werf is het gesplitste systeem tussen kinderopvang en kleuterschool in vraag stellen. Het wordt steeds duidelijker dat het opdelen van de voorschoolse leeftijd in een stuk dat we kinderopvang noemen en een stuk dat we onderwijs noemen heel wat contraproductieve gevolgen heeft. Een van die gevolgen (maar lang niet het enige) is dat de peuters vaak te weinig educatie krijgen en de kleuters te weinig zorg.
De situatie is ernstig maar niet hopeloos. Er zijn op korte termijn waarschijnlijk nodig die niet kunnen wachten tot een volgende septemberverklaring, laat staan tot de verkiezingen. Tegelijk hebben we een visie nodig over waar het in de volgende twee wetgevingen naartoe moet met de hele leeftijdsfase van 0 tot 6 jaar. De expertise is hiervoor aanwezig, zowel door gedreven praktijkwerkers, organisatoren als onderzoekers. De vraag is niet meer of we onze investering kunnen sparen. Het is steeds aannemelijk dat we niet meer kunnen besparen op investeringen die niet te doen zijn.
Michel Vandenbroek