Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits schrapt vanaf volgend jaar een aantal administratieve verplichtingen voor de kinderopvang. In plaats van een veiligheidsbeleid op papier evolueren we naar een actief veiligheidsbeleid. Daarnaast gaat er extra aandacht naar  de betrokkenheid van en de communicatie met gezinnen. De wijzigingen die vandaag door de Vlaamse Regering zijn goedgekeurd, sluiten aan bij de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie.

“Vandaag is het zo dat kinderopvanginitiatieven zich nog vaak moeten bezighouden met het in orde brengen van de vele administratieve procedures om in orde te zijn met de vergunningsvoorwaarden. Hierdoor kunnen ze zich minder focussen op hun kerntaak: het opvangen en begeleiden van kinderen. Daarom kiezen we voor minder papier en voor meer kwaliteit. Administratie mag nooit een doel op zich worden. Het mag louter een middel zijn om de kwalitatieve werking van de kinderopvanginitiatieven te ondersteunen en om hen te stimuleren in hun beleids- en ondernemerspotentieel. Daarnaast versterken we de communicatie met en het informeren van de ouders.” – Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits  

Procedurele wijziging bij risicoanalyse

De huidige risicoanalyse, om aan de vergunningsvoorwaarden te voldoen, gebeurt via een tweejaarlijkse  procedure. In die procedure geven kinderopvanginitiatieven telkens recente informatie over met wie en op welke manier ze hun risicoanalyse aanpakken. In de toekomst moeten kinderopvanginitiatieven vooral aantonen dat er samen met de medewerkers is nagedacht over het risicomanagement, dat de organisator en elke medewerker continu aandacht hebben voor veiligheid en gezondheid zonder speelkansen of ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen te beperken. Kinderen leren met vallen en opstaan. Het is belangrijk dat we ze die mogelijkheid blijven geven. 

Meer betrokkenheid van en communicatie met het gezin

Daarnaast wil minister Crevits de participatie van gezinnen bij de opvang van hun kind(eren)  verhogen. Dat moet zorgen voor een betere afstemming tussen ouders en opvang. Hoe beter beiden op elkaar afgestemd zijn, hoe gelijkaardiger hun aanpak in de ontwikkeling van het kind zal verlopen. Iets wat het welbevinden van het kind en dus ook de kwaliteit van de opvang verbetert. 

Dialoog en transparantie zijn bij een verhoogde participatie belangrijke sleutelelementen. Daarom is het meer dan betekenisvol om te praten met de ouders en hen op de hoogte te brengen van de dagdagelijkse werking.  Belangrijk hierbij is wel dat de dialoog zowel individueel als collectief gebeurt. Verder wordt hierbij een ruimere transparantieplicht voorzien. Denk maar aan de online publicatie van de inspectierapporten van Zorginspectie. De rapporten verschijnen op de website van de overheid. Maar nu zal de organisator ook verplicht zijn om zelf de ouders op de hoogte te brengen van het inspectierapport en te bezorgen. Met deze actieve openbaarheid willen we alle ouders bereiken en hen beter informeren. Ze krijgen ook een concreter beeld van de kinderopvanginitiatieven. 

Er komen ook wijzigingen rond de klachtenprocedure. Er zal voor de behandeling van klachten een verplichte volgorde worden vastgelegd. Gezinnen moeten hun klachten eerst bij de kinderopvanginitiatieven zelf kunnen uiten, tenzij het gaat over zaken rond de integriteit van kinderen. Het is pas in tweede instantie dat ze met hun klachten terecht kunnen bij het agentschap Opgroeien. Ook dat moet bijdragen aan een versterkte betrokkenheid tussen ouders en het kinderopvanginitiatief. Ruime aandacht gaat ook naar het beleidsvoerend vermogen in de kinderopvanginitiatieven en vorming van de medewerkers.