Vlaams minister van Binnenland Hilde Crevits oordeelt na een klacht over mogelijke discriminatie door de gemeente Aalter bij de inschrijvingsprocedure van niet-Belgen dat de betrokken gemeentelijke verordening niet wettig is. Die verordening beschrijft de manier waarop de inschrijvingen in het bevolkingsregister in Aalter gebeuren. Minister Crevits vernietigt daarom de collegebesluiten, die voorwerp uitmaken van de klacht. Het gaat over 4 dossiers. Daarnaast eist ze dat het gemeentebestuur de verordening opheft en alle betrokken collegebesluiten met aandrang intrekt. Als dit niet gebeurt, zal minister Crevits dwangtoezicht opstarten.
“Ik neem de situatie in Aalter bijzonder ernstig. Alle lokale besturen moeten de regels volgen. Ik stel samen met het Agentschap Binnenlands Bestuur vast dat de gemeentelijke verordening inzake woonstcontroles in Aalter niet wettig is. Ik vernietig daarom de concrete collegebeslissingen, die voorwerp uitmaken van een klacht. Daarnaast verwacht ik dat het gemeentebestuur de gemeentelijke verordening opheft en alle gelijkaardige collegebesluiten, die hierop gebaseerd zijn, intrekt. Als dit niet gebeurt, zal ik dwangtoezicht opstarten. Daarnaast wil ik ook snel duidelijkheid of het gaat over een systematisch ongelijke behandeling van niet-Belgen. Audit Vlaanderen voert daar momenteel grondig onderzoek naar. Ik zal alle dossierstukken van deze klacht aan Audit Vlaanderen en het parket bezorgen. Zij beschikken over de nodige onderzoeksmiddelen om na te gaan of er sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel of discriminatie.” - Vlaams minister van Binnenland Hilde Crevits
Minister Crevits oordeelt in antwoord op een klacht van 17 maart 2025, dat de gemeentelijke verordening rond woonstcontroles niet wettig is. Deze verordening werd op 12 juli 2023 goedgekeurd op de gemeenteraad in Aalter en maakt het mogelijk om een inschrijving in het bevolkingsregister afhankelijk te maken van een woonkwaliteitsonderzoek.
De federale wetgeving legt op dat zo’n verordening vooraf moet worden goedgekeurd door de federale toezichthouder. Dit is niet gebeurd, waardoor de verordening niet op wettige wijze kan worden toegepast. Bovendien is de gemeentelijke verordening en de toepassing daarvan ook strijdig met de Wet op Bevolkingsregisters van 19 juli 1991 en de omzendbrief van 27 augustus 2020 m.b.t. inspecties van de bevolkingsregisters. Die omzendbrief bepaalt dat het wachten op onderzoek naar woningkwaliteit vooraleer in te schrijven, niet kan. Op 6 juni 2025 heeft de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken aan de gemeente Aalter gevraagd om de verordening in lijn te stellen met de federale wetgeving.
Minister Crevits eist met aandrang dat het gemeentebestuur de betrokken verordening opheft en alle collegebesluiten die gebaseerd zijn op deze verordening intrekt. Wanneer dit niet op korte termijn gebeurt, zal de minister dwangtoezicht opstarten na ingebrekestelling. In dat geval wordt een regeringscommissaris aangesteld door de Vlaamse overheid, die in de plaats zal treden van het lokaal bestuur.
Minister Crevits heeft ook beslist om de collegebeslissingen verdeeld over 4 dossiers, die voorwerp uitmaken van de klacht, te vernietigen. Er werd ook een nieuwe klacht ingediend. Het Agentschap Binnenlands Bestuur gaat hier mee aan de slag.
Tuchtprocedure
Uit het onderzoek naar aanleiding van de klacht blijkt dat niet-Belgen vaker onderworpen werden aan een woningkwaliteitscontrole in Aalter dan Belgen. In haar verweer stelt de gemeente Aalter dat de keuze om een woonkwaliteitscontrole op te leggen nooit afhankelijk werd gesteld op basis van de aanvrager, maar wel op basis van het adres waarvoor de inschrijving werd gevraagd en er dus geen sprake kan zijn van ongelijke behandeling.
Om hieromtrent uitsluitsel te kunnen krijgen, zal minister Crevits daarom alle dossierstukken en briefwisseling overmaken aan Audit Vlaanderen en het parket, zodat deze verder het nodige onderzoek kunnen voeren naar het al dan niet bestaan van een systematische vorm van ongelijke behandeling binnen het lokaal bestuur van Aalter en de individuele toewijsbaarheid en verantwoordelijkheid. Dit zal de basis vormen om al dan niet een tuchtonderzoek op te starten.