‘Vlaanderen geeft minder kinderbijslag dan Wallonië en Brussel’, zo kopte De Standaard groot. Daarbij werd een poging gedaan de systemen in de verschillende landsdelen met elkaar te vergelijken. Een vergelijking die negatief zou uitdraaien voor Vlaanderen. Het is natuurlijk altijd goed om eens over het muurtje te kijken, maar wie appelen en peren gaat vergelijken, maakt er al snel compote van.
Eerst en vooral, ja, het was een ‘fausse bonne idée’ om de 2% indexering vast te klikken bij de invoering van het groeipakket. Die 2% moest toen een mooi extraatje geven aan gezinnen, maar de recordinflatie van 2022 zorgde voor het omgekeerde effect. Daarom wil ik ook absoluut opnieuw de koppeling maken met de index. Dat is de beste manier om de koopkracht van gezinnen met kinderen te beschermen.
Maar sinds 2019 is de kinderbijslag geregionaliseerd. En de logica achter het regionaliseren van bevoegdheden is natuurlijk dat regio’s eigen keuzes kunnen maken op basis van hun specifieke noden. Zo behoort Vlaanderen tot de regio’s met het laagste armoederisicocijfer bij kinderen, 8% (EU-Silc 2022). Waar dat cijfer daalt in Vlaanderen, loopt het in Wallonië op tot 20% en tot bijna 30% in het hele Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Dat maakt het logisch dat in deze regio’s andere keuzes gemaakt worden. Zo kan het zijn dat een alleenstaande moeder met laag inkomen en één kind beter af is in Vlaanderen, maar een alleenstaande moeder met 4 kinderen in Wallonië of Brussel.
In Vlaanderen werken we systematisch op inkomen als criterium. Dat is een objectiever systeem dan te werken op basis van categorieën. Ook de doelgroepen zijn ruimer om zo ook mensen te bereiken die wel werken, maar een laag inkomen hebben. Zo vermijd je inactiviteitsvallen en zorg je dat alleenstaande ouders een ruime toegang hebben tot de sociale toeslagen. Dat zien we in de ruime sociale toeslagen.
Bovendien is ons Groeipakket een samengesteld geheel. Het gaat niet alleen om de basistoeslag en de sociale toeslag. Ook de schooltoeslag is een belangrijk onderdeel van het Groeipakket. Sinds het Groeipakket werd ingevoerd en de schooltoeslag geautomatiseerd, zijn er 150.000 kinderen extra die een schooltoeslag ontvangen bij het begin van het schooljaar, niet enkel in het secundair zoals in Wallonië, maar ook in het basisonderwijs, in totaal meer dan een half miljoen kinderen. Vlaanderen kent bovendien ook een kleutertoeslag toe aan meer dan 65.000 kinderen en een kinderopvangtoeslag.
Maar sociaal beleid gaat natuurlijk veel verder dan het Groeipakket alleen. Wat bijvoorbeeld als één van de kinderen een ernstige handicap heeft? In Vlaanderen zullen komende 2 jaar 750 tot 800 kinderen en jongeren met een handicap een persoonlijk assistentiebudget tot 50.000 euro per jaar krijgen, bovenop hun zorgtoeslag. En dit zonder aparte federale dotatie! In Wallonië bedraagt dat maximaal 16.000 euro. Dat betekent dat een Vlaams gezin bijna 3000 euro per maand extra kan besteden aan de participatiekansen van een kind met een ernstige beperking. In Brussel staat dit systeem nog in de kinderschoenen. Er blijkt ook geen budget voor te zijn.
Beleid voeren op maat van een regio is keuzes maken want een euro kan je maar een keer uitgeven. En ja, Vlaanderen maakt andere keuzes dan Wallonië en Brussel. Wij kiezen er niet voor om 500 miljoen uit het Groeipakket te halen ‘voor mensen die dat niet nodig hebben’, zoals Vooruit wenst. Ons Groeipakket vertrekt vanuit de filosofie dat het een recht is van elk kind. Dat is een bewuste keuze.
Wij kiezen evenmin voor een systeem van kinderbijslag dat zoals in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest twee jaar na de start alweer moet herzien worden omdat de kas leeg is. Wij kiezen voor een evenwichtig Groeipakket dat fijnmazig en gericht de grote uitdagingen in Vlaanderen probeert te tackelen. En ja, wat mij betreft, een groeipakket met een automatische indexering.
Hilde Crevits, Vlaams minister van Welzijn