Vlaams minister van Werk en Economie Hilde Crevits lanceert een nieuw kader waaraan buitenlandse zelfstandigen van buiten de EU in de toekomst zullen moeten voldoen om in Vlaanderen te werken. Klassieke ondernemingen, zoals kebabzaken of bouwondernemingen, zullen een startkapitaal van minimum 18.600 euro moeten kunnen aantonen en iedereen die naar hier komt als zelfstandige moet een diploma secundair onderwijs kunnen voorleggen. Er komen 3 nieuwe categorieën van zelfstandige ondernemers: de start-ups & scale-ups, de klassieke ondernemingen en de speciale statuten met een duidelijke focus op innovatief ondernemend talent.
“We maken komaf met een 55-jaar oude regelgeving. Vlaanderen positioneert zich met dit decreet als aantrekkingspool voor buitenlands innovatief toptalent. Ze bieden een meerwaarde voor onze economie door bijvoorbeeld werkgelegenheid te creëren. Vlaanderen heeft geen nood aan een zoveelste kebabzaak. Dergelijke klassieke ondernemingen blijven uiteraard welkom in België maar enkel indien er voortaan een startkapitaal van minimaal 18.600 euro ter beschikking is én als de ondernemer over een diploma secundair onderwijs beschikt.” – Hilde Crevits
Wereldwijd kiezen innovatieve kennisregio’s er steevast voor om internationaal toptalent met een economische meerwaarde aan te trekken. Vlaanderen slaagt daar nog te weinig in. Terwijl innovatie in Vlaanderen wel van topniveau is en voor heel wat extra jobs zorgt. De verouderde regelgeving rond de zelfstandigen zorgt ervoor dat we nog te weinig buitenlands innovatief talent aantrekken. Ze dateert van 1965 en is dus 55 jaar lang niet meer. Daar komt nu verandering in. Vlaams minister van Werk en Economie Hilde Crevits lanceert een nieuw 21ste eeuws kader voor buitenlanders van buiten de Europese Unie die bij ons als zelfstandige willen werken. Daarbij gaat er veel aandacht naar innovatie, economische meerwaarde en tewerkstelling.
Drie nieuwe categorieën van zelfstandige ondernemers: focus op innovatie!
Er komen 3 nieuwe categorieën van zelfstandige ondernemers: de start-ups & scale-ups, de klassieke ondernemingen en de speciale statuten. We hanteren in analogie met een aantal Europese landen, een soepele houding voor start-ups & scale-ups door meteen een toelating van 3 jaar te geven. Op die manier trachten we risicokapitaal aan te trekken en wordt Vlaanderen een vijver voor innovatief talent.
In ons land is Vlaanderen de belangrijkste regio van start-ups omwille van de ligging van de grootsteden Antwerpen en Gent. Hoewel er in Brussel ook veel start-ups zijn, stellen we vast dat er in de tijdspanne van 2010 tot 2017 maar liefst 60-70% van de start-ups in Vlaanderen gevestigd zijn.
Het aantal start-ups in Vlaanderen bedraagt evenveel als in Nederland waardoor Vlaanderen een volwaardige plaats heeft naast de start-up steden Londen en Berlijn. De problematiek zit vooral in de doorgroeifase (scale-up) omdat start-ups toegang nodig hebben tot risicokapitaal om hun activiteiten uit te breiden. Om deze categorie aan te trekken én te behouden is het van belang om deze vroegtijdig te identificeren en in een soepele procedure te voorzien zodat deze start-ups snel aan de slag kunnen gaan in Vlaanderen.
Ten tweede zijn er de klassieke ondernemingen. Dat zijn ondernemingen die een economische meerwaarde betekenen voor Vlaanderen door bijvoorbeeld jobcreatie, een knelpuntberoep, of een investering aan te tonen. Het gaat hier om bijvoorbeeld een kebabzaak of een bouwonderneming. Tot slot de speciale statuten. De speciale statuten zijn die van sportlui en kunstenaars en diamantairs. Sportlui en kunstenaars hebben een bepaalde specialisatie die het best wordt beoordeeld door het bevoegde beleidsdomein. Voor de diamantairs vraagt in het huidig beleid de dienst beroepskaarten een niet-bindend advies aan de Federatie der Belgische Diamantbeurzen en de FOD Economie. Deze werkwijze is, naar aanleiding van de zesde staatshervorming, overgenomen van de FOD Economie. Na overleg met de diamantsector en de FOD Economie behouden we de adviesverlening.
Economische waarde en voldoende startkapitaal
Er worden 6 criteria vastgelegd waaraan een aanvrager moet voldoen. Welke criteria van toepassing zijn, hangt af van de categorie zelfstandige. Ten eerste is er het ondernemingsplan. Het ondernemingsplan is van essentieel belang bij de beoordeling van de economische of innovatieve meerwaarde. De “core business” van de onderneming dient expliciet aanwezig te zijn en is het vertrekpunt voor de verdere screening van de aanvraag.
Ten tweede gaat er bijzondere aandacht naar het financieel plan. Hierbij vragen we om inzage te krijgen in het aanwezige startkapitaal. Zo willen we zoveel mogelijk vermijden dat er financiële risico’s genomen worden die een bedreiging kunnen zijn voor de Vlaamse ondernemingen (bvb. Bij faillissement kunnen ook Vlaamse toeleveranciers in de problemen komen). Door zo’n financiële drempel zorgen we er ook voor dat we ons meer kunnen toespitsen op waardevolle initiatieven met uitstraling binnen Vlaanderen en ver daarbuiten. Naast het ondernemerschap dient er ook aandacht te worden besteed aan het levensonderhoud van de betrokkene. De ondernemingen dienen daarom ook te beschikken over voldoende bestaansmiddelen waarbij 120% van het leefloon als criterium wordt gehanteerd.
Ten derde is er het minimumstartkapitaal. De klassieke ondernemingen moeten over een minimumstartkapitaal van 18.600 euro beschikken. Het kapitaal moet vóór de aanvang van de zelfstandige activiteit gestort worden op een geblokkeerde rekening. Aan de hand van een bankattest wordt er bewezen dat die gelden ter beschikking staan van de onderneming in oprichting. We hebben ook aandacht voor het profiel van de ondernemer: door te peilen naar de verworven competenties, ondernemerschaps- en werkervaring en een uittreksel uit het strafregister verkrijgen we een goed beeld van de betrokkene. Zo vragen we dat er minimaal een diploma secundair onderwijs behaald werd.
Tot slot wordt er ook gepeild naar de mogelijkheid tot jobcreatie, investeringen en de invulling van een knelpuntberoep. Uiteraard mag de beoogde zelfstandige activiteit ook geen inbreuk vormen op de openbare orde en goede zeden en dient de activiteit te voldoen aan de geldende wettelijke en reglementaire verplichtingen.