Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits maakt ook dit jaar 69 miljoen euro vrij om de hoge energiefactuur van welzijns- en zorgvoorzieningen te verlichten. Op die manier wordt vermeden dat de voorzieningen hun gestegen energiekosten nog meer zouden moeten doorrekenen aan bewoners of zorgvragers. De energieprijzen voor dit jaar zijn dan wel gedaald, maar in vergelijking met voorgaande jaren blijven de kosten hoog. Het is het tweede jaar op rij dat er middelen worden vrijgemaakt voor de residentiële en niet-residentiële voorzieningen binnen de verschillende Vlaamse welzijns- en zorgsectoren.
“De energieprijzen braken vorig jaar record na record. En ook dit jaar blijven ze, zelfs met een daling, hoog. Dat wil dus zeggen dat ook welzijns- en zorgvoorzieningen nog steeds hoge energiefacturen moeten betalen. Vorig jaar maakten we die factuur lichter en vermeden we zo dat de extra energiekosten zouden worden doorgerekend aan bijvoorbeeld bewoners van woonzorgcentra of ouders van kinderen in de kinderopvang. Ook in 2023 is dat nog steeds ons uitgangspunt. Vandaar dat we voor dit jaar ongeveer eenzelfde bedrag vrijmaken om dezelfde doelstelling te bereiken.” – Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits
Vorig jaar bereikten de energieprijzen recordhoogtes. Zo steeg de gas- en elektriciteitsprijs soms met honderden euro’s per maand. Dit jaar hebben de energieprijzen een daling gekend en loopt de energiefactuur niet meer zo hoog op. Toch blijven de energieprijzen op een hoog niveau. In vergelijking met de jaren voor de start van de oorlog in Oekraïne in februari 2022 zijn de prijzen dit jaar nog altijd meer dan verdubbeld. Die hoge energiekosten hebben dus ook nog steeds een impact op onze welzijns- en zorgvoorzieningen. Daarom voorziet Vlaams minister Crevits, net zoals vorig jaar, in een bedrag van meer dan 69 miljoen euro om de extra energiekosten van welzijns- en zorgvoorzieningen te verzachten. Op die manier wordt vermeden dat deze extra kosten nog meer worden doorgerekend aan bewoners en zorgvragers van zowel residentiële als niet-residentiële voorzieningen.
Verdeling
De verdeling van het vrijgemaakte bedrag gebeurt op dezelfde manier als vorig jaar. Concreet gaat de grootste deel uit het budget naar de residentiële voorzieningen, zoals bijvoorbeeld woonzorgcentra, jeugdhulp- en VAPH-voorzieningen. Zij worden extra geconfronteerd met de gestegen energiekost aangezien zij dag en nacht zorg en warmte bieden aan hun bewoners. Veel residentiële voorzieningen rekenen een dagprijs of woon- en leefkost aan, maar die blijkt onvoldoende te zijn om de energiekosten te dekken. Daarom krijgen woonzorgcentra en woonvoorzieningen voor mensen met een handicap een extra subsidie van 364 euro per plaats, boven op de eigen bijdrage van de bewoner.
Voor de niet-residentiële voorzieningen, waar ambulante hulp verleend wordt, wordt er een bedrag van 218 euro per aanwezige werknemer voorzien. Het gaat dan bijvoorbeeld over voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg, de revalidatie of het welzijnswerk. Bovendien zijn er voor dit jaar ook een aantal kleinere ambulante sectoren bijgekomen zoals bijvoorbeeld centra voor ontwikkelingsstoornissen, centra voor tele-onthaal en organisaties voor palliatieve zorg.
Een initiatief in de kinderopvang voor baby’s en peuters mag opnieuw rekenen op een subsidie van 120 euro per erkende opvangplaats. Dat houdt bijvoorbeeld in dat er voor een onthaalouder met 8 vergunde plaatsen in een tussenkomst van 960 euro voorzien wordt. Voor de buitenschoolse opvang wordt er dan weer 70 euro per erkende kleuteropvangplaats voorzien.